Achter perfectionisme schuilt een diepgewortelde afwijzing van jezelf, die zich voornamelijk uit in drie soorten gevoelens. De eerste is zelfverwijt; zodra ik niet goed genoeg presteer, vind ik mezelf verschrikkelijk. De tweede is schuldgevoel, schaamte; zodra ik het gevoel heb dat ik niet mijn best heb gedaan, denk ik dat ik lui ben, en voel ik me schuldig, alsof ik de verwachtingen van anderen niet waarmaak. De derde is schaamte, je begint te twijfelen aan je eigen waarde, alsof je niet in deze wereld kunt bestaan als je iets niet goed doet, alsof je belachelijk gemaakt zult worden, of dat je veracht zult worden. Je kunt niet in deze staat van 'niet goed genoeg' blijven. Deze drie gevoelens zijn steeds dieper. Laten we eerst de oorsprong ervan bespreken, de slimheid ervan, en tenslotte wat we eraan kunnen doen. Het gevoel dat je slecht bent, komt vaak voort uit het verleden. Zelfs als je al goed presteert, kun je niet voldoen aan een beter standaard. Je hebt al in de top tien gestaan, maar je hebt geen eerste plaats behaald; je hebt al de eerste plaats behaald, maar je kunt niet tippen aan andere scholen, enzovoort. Dan gaan we diep twijfelen aan al onze resultaten. Zelfs als je in de ogen van anderen al goed genoeg bent, heb je deze hoge standaard geïnternaliseerd; als er ook maar een klein foutje is, voel je je niet goed genoeg. Dan komt het schuldgevoel daarbovenop, een laag van de verwachtingen van anderen. Bijvoorbeeld, als je iets niet af krijgt, kunnen je opvoeders zeggen: "Verdien je onze inspanningen wel zo?" We krijgen dan een extra laag van schuldgevoel over wat we anderen schuldig zijn. Als we ouder worden, kan deze verbeelding veranderen in je baas, je collega's, en de blikken van de buitenwereld. Een laag dieper is de diepe schaamte over ons bestaan, die vaak voortkomt uit de ontkenning van onze waarde in het verleden. Bijvoorbeeld, als ik had geweten dat je zo'n kind zou zijn, had ik je niet ter wereld gebracht; je verdient het niet om ons kind te zijn. Zelfs als je niet goed presteert, negeren je ouders je, wat je een gevoel van afwijzing geeft, een gevoel dat je, als je iets verkeerd doet, door de hele wereld vergeten zult worden. Dit is de eerste twijfel aan je eigen waarde, dus zodra we iets niet goed doen, ontkennen we onszelf van binnenuit, alsof we niet waardig zijn om in deze wereld te leven, alsof we alleen maar middelen verbruiken. Laten we nu de mechanismen van dit pijnlijke perfectionisme bespreken, of de verschillen tussen deze modus en een gezondere, verantwoordelijkere benadering. Zodra er een fout optreedt, stijgt onze zelfverwerping onmiddellijk naar een ontkenning van ons karakter, een belediging van ons karakter. Neem twee voorbeelden: dezelfde toets niet goed maken, of niet slagen voor een promotie; hoe kan ik dit niet goed doen, hoe kan ik zo slecht zijn? Een gezondere manier om hiermee om te gaan is dat we onze fouten alleen op deze zaken richten; waar heb ik deze specifieke taak misschien niet goed gedaan? Een ander duidelijk verschil is dat perfectionisme een zeer slechte beoordeling van zaken heeft, ver verwijderd van de objectieve realiteit. Bijvoorbeeld, je hebt eigenlijk goed gepresteerd, maar je gevoel is heel slecht, alsof de hele wereld je gaat verlaten. Wat kunnen we uiteindelijk doen? Ten eerste, trek je eigen gevoelens terug; de modus van perfectionisme is eigenlijk als een draaiende muis in een wiel, het is moeilijk om zelf te stoppen. Omdat de doelen zo hoog zijn, blijf je altijd achter het volgende doel aanrennen. We moeten onszelf helpen om een paar minuten stil te staan en onze gevoelens te vragen. Wat denk je? Zie het gewonde deel van jezelf, zie het deel dat erkenning zoekt, bevestig het, accepteer het. Ik weet dat je alles goed wilt doen, omdat je hoopt aan ieders verwachtingen te voldoen, zodat je jezelf kunt erkennen. Ik begrijp het, maar ik weet ook dat je het moeilijk hebt, en dan langzaam dit patroon doorbreken. Het is niet de bedoeling dat je jezelf in één keer stopt, maar dat je jezelf helpt bij kleine dingen, om het verschil tussen je subjectieve gevoelens en objectieve feiten te zien. Bijvoorbeeld, je verwijt jezelf weer; probeer jezelf te vertellen: is deze situatie in overeenstemming met hoe slecht ik me voorstel? Ben ik misschien weer te hard voor mezelf? Moet ik elke keer overwegen of de eis om te promoveren overeenkomt met een objectieve verwachting? Is het feit dat ik deze keer niet goed presteerde gelijk aan het idee dat ik slecht ben? Tot slot, zorg goed voor jezelf, heb zorg voor jezelf, blijf altijd bij jezelf. Want dat diepe gevoel van afwijzing en de twijfel aan je eigen waarde heeft herhaaldelijke begeleiding nodig om gecorrigeerd te worden. Eigenlijk kan niemand je afwijzen; misschien waren je opvoeders er niet toen je klein was, maar nu weet ik dat er altijd iemand bij me is, dat ben ik zelf. Door herhaaldelijke troost zal ons gewonde innerlijke kind langzaam weer veiligheid voelen, en zal het bereid zijn om langzaam op te groeien, niet langer bang om niet goed genoeg te zijn, niet langer bang om niet te bestaan.